Het bestuur heeft eind 2023 besloten om per 1 januari 2024 de pensioenen te verhogen met 2,0%. Dit geldt voor actieve deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden.
Het bestuur beoordeelt ieder jaar of de pensioenen kunnen worden verhoogd. Hierbij kijkt het bestuur naar de stijging van de prijsindex. Op basis van het beleid van het fonds kan 0,27% reguliere toeslag verleend worden. Omdat de overheid – vooruitlopend op het nieuwe pensioenstelsel – de toeslagregels over afgelopen jaar versoepeld heeft, is het mogelijk om onder bepaalde voorwaarden aanvullend toeslag te verlenen. Deze regels gelden daarmee voor alle besluiten over de toeslagverlening die nog in 2023 zijn genomen. Op basis van de versoepelde regels is het mogelijk sneller en meer te indexeren, kijkend naar de huidige financiële positie van het pensioenfonds.
Een belangrijke voorwaarde is wel dat de werkgever het bestuur zal verzoeken om de opgebouwde pensioenen in te brengen in de nieuwe pensioenregeling. Er is een intentie om in te varen in het nieuwe stelsel.
Evenwichtigheid
Verhogen van de pensioenen is in de basis goed nieuws voor werknemers, gewezen werknemers en gepensioneerden. Gepensioneerden merken dit zelfs direct aan een hogere uitkering. Maar door de pensioenen nu extra te verhogen, is er straks minder geld te verdelen bij de overgang naar de nieuwe pensioenregeling. Als beoogde transitiedatum naar de nieuwe pensioenregeling wordt hierbij 1 januari 2026 aangehouden.
Het bestuur heeft intern een gewenste dekkingsgraad vastgesteld, waarbij bij de overgang naar het nieuwe stelsel naar verwachting voldoende middelen beschikbaar zijn
om het gewenste nieuwe beleid vorm te geven en indien nodig compensatie te verlenen aan bepaalde groepen deelnemers. Door nu extra toeslag te verlenen neemt de dekkingsgraad af en wordt de kans dat de dekkingsgraad op transitiedatum onder dit minimale niveau komt wat groter. Het bestuur heeft dit meegenomen in de overweging en heeft besloten dat de financiële positie zodanig is dat een toeslag van 2,0% kan worden gegeven. Na de toeslag blijven er – naar de stand op het moment van het besluit – naar verwachting voldoende buffers over om een overgang naar het nieuwe systeem mogelijk te maken.
Generatie-effecten
Bij het verlenen van aanvullende toeslag is sprake van een verschuiving tussen generaties. De toeslag van 2,0% zorgt ervoor dat de buffers afnemen en dat er bij de overgang naar de nieuwe pensioenregeling minder overblijft om ‘in te varen’. Om deze verschuiving te kwantificeren is er een vergelijkende berekening gemaakt tussen:
- Nu niet aanvullend indexeren en naar verwachting op 1 januari 2026 meer buffers invaren
- Nu wel aanvullend indexeren (totale toeslag 2,0%) en naar verwachting op 1 januari 2026 minder buffers invaren
Op basis van de analyse kan worden gekeken of pensioengelden nu (aanvullende toeslag) of in de toekomst (bij het invaren) anders worden (her)verdeeld over verschillende leeftijdsgroepen. Dit leidt tot het volgende plaatje:
Uit de berekening volgt dat de aanvullende toeslag nadelig is voor actieven. Zij bouwen gedurende 2024 en 2025 nog pensioen op, waardoor een uitgestelde verhoging bij het invaren voor hen beter uitpakt dan aanvullende toeslagverlening nu. Voor de jongste actieven zonder opgebouwd pensioen is dit effect het sterkste. Gepensioneerden profiteren direct van hogere uitkeringen. Aanvullende toeslag heeft voor deze groep dus uiteraard een positief effect.